HET  ONDERGEDOKEN  KIND    (OK vzw)

Onze bestaanreden

Elke vereniging beraadt zich over haar toekomst.

En dat betekent dat men zich vragen stelt over haar reden van bestaan. Onze VZW telde ooit 1.350 leden, wat voor een ongeziene uitstraling zorgde. Vandaag blijven de doelstellingen die zij zich stelde, even actueel.

Uiteindelijk dezelfde rechten bekomen voor alle ondergedoken kinderen, wat nog niet verworven is in Vlaanderen, waar nog altijd een ongrondwettelijke discriminatie bestaat.

Strijden tegen het antisemitisme, wat wij blijven doen, o.m. door getuigenissen te organiseren in scholen. Het pedagogische nut van zulke getuigenissen uit eerste hand kan immers niet geloochend worden. Het is van het grootste belang dat jongeren inzien en beseffen dat de Joden, die in een slecht daglicht werden geplaatst, werden gehaat en vervolgd, ook mensen zijn, met menselijke gevoelens zoals zij.

De Solidariteit onder de leden bevorderen, door nieuwe praatgroepen, waar kan geantwoord worden op actuele vragen of problemen, die bijvoorbeeld het gevolg kunnen zijn van nieuwe vormen van antisemitisme.

Hulde brengen aan onze redders, meer bepaald door met aandrang te pleiten voor het oprichten van een Muur der Rechtvaardigen, door een Nationaal Comité, bij het gewijde Memoriaal in Anderlecht.

Alles tezamen genomen: de herinnering levend houden, wat wij ook doen door studieboek over het Ondergedoken Kind uit te geven, met levensverhalen, en van een album dat onze Joodse en niet-Joodse redders zal huldigen, een werk over wat gerealiseerd is en wat nog moet gebeuren, opdat het Ondergedoken Kind – dat elk van ons was en in zijn diepste wezen blijft – nog lang moge leven.

Ja, het Ondergedoken Kind heeft nog veel werk te verrichten. En dat is zijn bestaansreden. Overlevende wil misschien zeggen dat zij langer moeten en mogen leven dan de anderen.

 

Adolphe Nysenholc

Voorzitter

(Vertaling door Herman Vandormael)

Déc 2018, EC Infos 82

 

______________________________________

Archief Vzw Het Ondergedoken Kind

_______________________________________

 

Die lange kinderstilte,

Zwijgen was voor hen meer dan verwoorden, het was een kracht in zichze!f.

Wie te vluq spreekt qeeft iets weg. Onverteerd te qrabbef vocryith hij het qehoorde, qeziene of beleefde . Zijn dicyste qemoed vervliet in verwarde klankqrepen. En fioe moe kan een qesprek ons niet maken? Hoe lecq kunnen wij onszelf daarna niet voden? Wie zweeg, wie men veplict leerde zwijqen, nam iets in zich op. Op het scherm van zijn ooqleden verzamelde en bezonk het stille kind. In opqetaste levenservarinq werd doorzicfit, inzicfit. Traden inwendige beelden steeds klaarder te voorscfiijn. Wij zagen emoties en ervoeren kleuren en vormen in fiun kindskinderlijk traqische volfeid.

Ons zwijqen betekende nimmer-nooit stom-zijn. Onze herfite woordeloosheid was net het tegenovergestelde spreken.

Later, nadien spreken, zonder dat zijqen, ware onmoqelijk qeweest. In onze stlte bloeide de gevoelcaleidoscope universde mededeebaarheid. Zoafs een wijze ooit zei: Het woord is slechts vo{ en klaar, wanneer het uit de stilte komt. Daarom hoort u ons, nu ...

Professor Baron Julien Kfener

Voorziter CICB

                                                                                                    

 

OK Infos : Edito juni 2020

Beste vrienden,

Hoog de harten

 

 

Wij hebben een wereldoorlog meegemaakt, en nu moeten wij door een wereldwijde crisis.

Elke overledene is er één te veel. Wij bewenen broeders en zusters, en vrezen voor onze beschaving.

De huidige coronacrisis roept binnen onze gemeenschap de herinnering aan vroegere troebele tijden op, die zo velen van onze dierbaren hebben weggeveegd, tot hele generaties toe.

Toch is de totale afzondering binnen de families, waartoe de huidige pandemie ons verplicht, niet te vergelijken met de opsluiting in angst, zoals wij die in onze jeugd meemaakten, dikwijls dan nog zonder ouders.

Vandaag gaat het om een biologische “aanval” van de natuur, die de hele wereld treft, zonder onderscheid, en die de wereldsolidariteit bevordert. Tallozen lijden en verdwijnen zonder afscheid. Maar dankzij diegenen die zich verzetten, de sterken en het zorgpersoneel, mogen wij hopen dat de virusaanval geen 60 miljoen doden zal eisen, zoals in 1939 – 1945.

Toch kunnen wij die tijd niet vergeten. Toen ging het om een doelbewuste aanval, ideologisch en “cultureel” beladen, een uiting van menselijke haat van een aantal fanatieke individuen, die een heel volk van de aardbodem wilden doen verdwijnen. Gelukkig  - als wij dat woord mogen gebruiken – hebben in België zowat 8 000 van de

13 000 Joodse kinderen de nazi-epidemie overleefd, dankzij de weerstanders (solidaire enkelingen), van wie een groot aantal erkend werd als Rechtvaardige onder de Volkeren.

De nationale hulde die het Ondergedoken Kind hen wil brengen met een aantal prestigieuze manifestaties (2020 – 2021), is klaar om te starten. Wij wachten enkel op verbetering van de gezondheidstoestand.

Ik heb dan ook het genoegen u nu reeds aan te kondigen dat het Jaar van de Rechtvaardigen door de Koning werd erkend, en onder de Hoge Bescherming van Zijne Majesteit de Koning zal doorgaan.

Wij verheugen ons erop, u weldra te mogen ontmoeten.

Sursum corda. Zorg goed voor uzelf.

Meet hartelijke groet,

Adolphe Nysenholc   (vertaling door Regina Sluszny)

 

 

 

HET JAAR DER RECHTVAARDIGEN 2020-2021

Onder Hoge Bescherming van Z.M. de Koning

 

Om het jaar te beginnen, deze mooie geschiedenis als geschenk. Een kunsthistorica gaat bij de voorzitter van het Joods Museum van België, en zij heeft een geniaal voorstel. “In plaats van altijd maar over de slachtoffers te praten, kunnen wij de Shoah misschien eens herdenken  via de Rechtvaardigen, de weerstanders die in de schaduw bleven?”. De kunsthistorica is Mevrouw Sandra Bourla, en zij oppert haar idee bij meneer Philippe Blondin. Hij stemt dadelijk in met haar project, en vraagt haar, ondergetekende te contacteren. Want, inderdaad: wie “Rechtvaardigen” zegt, denkt onmiddellijk aan de ondergedoken kinderen. En nu werken wij al twee jaar samen aan het project!

Wij hebben beslist, 2020-2021 tot het Jaar der Rechtvaardigen uit te roepen. Het zal op 10 mei, verjaardag van het einde van de oorlog, een aanvang nemen in de Grote Synagoge van Europa, met een ceremonie door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België, om in de Senaat te eindigen op 8 mei van het volgende jaar, met een reeks getuigenissen. In de loop van dat jaar zullen nog verscheidene activiteiten plaatshebben : ondermeer de eerstesteenlegging van de Muur der Rechtvaardigen bij het Nationaal Joods Memoriaal in Anderlecht, onder het beschermheerschap van diverse Joodse organisaties, vieringen in kerken en kloosters, onder de auspiciën van Kardinaal De Kesel, plaatsen van herdenkingsplaten in diverse steden en gemeenten. Wij gaan uit van het principe dat ieder de kans moet krijgen, de herinnering aan zijn Rechtvaardigen met een blijvend gedenkteken te bewaren. De vorm van de eerbetuigingen kan divers, zelfs zeer verschillend zijn. Zelf dromen wij van een concert met de Belgische laureaten om hulde te brengen aan Koningin Elisabeth, erkend als Rechtvaardige onder de Volkeren, maar ook van een mooie tentoonstelling in het Joods Museum, met foto’s van Rechtvaardigen, en zelfs 8 mm-films of video’s, waarin wij hen weer tot leven zien komen die ons leven mogelijk hebben gemaakt.

Adolphe Nysenholc

Vertaald door de Heer Herman Vandormael

 

 

CANVAS

 

Regina Sluszny

Interview van Regina Sluszny             (juli 2020)

 

Kinderen

RECHTVAARDIGEN

Rechtvaardigen

 

 

 

Joodse Org Antwerpen

(in Memor Boek, Forum der Joodse Organisaties, Antwerpen, 2010)

 

______________________________

Sent: Saturday, December 8, 2018 9:41:03 AM
Subject: Joods Israëlische weekblad -wet 54

 

Kamer neemt belangrijke stap in erkenning Joodse WOII-slachtoffers

1 Maart 2017 RESTITUTIE

Share

Tweet

Share

0SHARES

Open VLD kamerlid Carina Van Cauter (R) samen met Regina Suchowolski-Sluszny (L)

In de kantoren van het Forum der Joodse Organisaties ontmoet ik Open VLD kamerlid Carina Van Cauter samen met Regina Suchowolski-Sluszny, vicevoorzitter van het Forum en als voormalige voorzitter van het Ondergedoken Kind vooral bekend voor haar onafgebroken strijd voor de rechten van haar Joodse lotgenoten die de oorlog meemaakten. De aanleiding voor deze ontmoeting ligt voor de hand nu er een belangrijke stap werd gezet in de kwestie van de wettelijke voorwaarden waaraan oorlogsslachtoffers moeten voldoen om een herstelpensioen te verkrijgen.

Guido Joris

Een wetsvoorstel van Open Vld Kamerlid Carina Van Cauter, werd vorige maand in de Kamer goedgekeurd. Zo krijgen alle oorlogsslachtoffers de mogelijkheid om de nodige financiële tegemoetkoming te bekomen.

Sterke vrouwen

Zowel Open VLD’ster Van Cauter als Regina Sluszny weten niet van opgeven. Toen De Standaard een rapport uitbracht van alle zetelende parlementsleden kwam Van Cauter er als numero uno uit. Van Cauter die meer informatie over een ondergedoken kind probeerde te krijgen, kwam zeer snel bij Regina Sluszny terecht. Logisch want zij is ‘s lands best geïnformeerde persoon als het over Joodse ondergedoken kinderen gaat. Zo vernam het parlementslid van Sluszny dat zij al decennialang probeert om de onheuse behandeling van Joodse oorlogsslachtoffers recht te zetten. Sluszny, die zelf als kleuter moest onderduiken om aan het nazigeweld te ontkomen, is dan ook net als Van Cauter een echte doorbijter.

Het probleem

“Wie rond het einde van de oorlog geboren was, kon nooit op tijd de leeftijd bereiken waarop de Belgische nationaliteit kon worden aangevraagd”, zei Van Cauter tegen onze redactie. “En die nationaliteit werd als voorwaarde voor de tegemoetkoming gehanteerd”. Dat probleem is nu opgelost. Volgens het parlementslid gaat het om een honderdtal mensen die vanaf nu aanspraak kunnen maken op een tussenkomst dankzij de nieuwe regelgeving. Deze mensen komen nu in aanmerking voor een herstelpensioen, medische zorg en gratis openbaar vervoer. “Het spreekt voor zich dat voor deze tachtigers en negentigjarigen het wegvallen van medische kosten een enorm verschil kan maken. Maar er is meer, want deze mensen krijgen nu eindelijk ook de erkenning waar ze als slachtoffer naar hunkeren en daarin verschillen ze in niets van andere gedupeerden van de oorlog”, aldus Van Cauter die erbij vertelde dat ze vrij gemakkelijk haar collega’s bereid vond om haar voorstel te steunen.

We zullen doorgaan

Beide dames zijn duidelijk in hun schik met het bereikte resultaat. “Dit is zonder de minste twijfel een grote doorbraak”, aldus Regina Sluszny die al zo lang met deze materie bezig is. “Maar er blijft het punt van het grote verschil in toekenning waarbij Vlaamse Joden duidelijk in de kou komen te staan vergeleken met hun Franstalige lotgenoten omdat van de Vlamingen onmogelijke te leveren oorzakelijke verbanden van hun medische problematiek worden geëist”.

Carina Van Cauter omschrijft het resterende probleem als volgt: “Er is een verschil in interpretatie rond het begrip oorzakelijk verband. Het wordt volgens sommigen zo geïnterpreteerd dat het bewijs tussen het leed en de letsels onmogelijk te leveren valt.” Van Cauter wil ook deze kwestie wel aanpakken, “Maar ik wou geenszins de herstelwet die goedgekeurd werd, vertragen door dit nu al te behandelen. Bovendien is er nog voorbereidend werk aan de winkel om te kijken dat we daarmee niet een of andere nieuwe discriminatie in het leven roepen tussen werkweigeraars, gedeporteerden en de Joodse slachtoffers. Met andere woorden, we zoeken naarstig naar een kwaliteitsvolle oplossing die in elk mogelijke geval eveneens goed is afgestemd op de grondwettelijke vereisten.”

____________

________________________________________________

 

 

https://mailchi.mp/bdf59a49845b/uitnodiging-online-conferentie-bubele-schaduwkind-a-nysenholc-277026

https://lef-oostende.be/diversiteit/internationale-dag-tegen-racisme/   georganiseerd door Pol DE GRAVE

"De gevolgen van racisme tijdens de WO II" (webinar 22 maart 2021)

Daniel Acke

De roman Bubele. Een schaduwkind van Adolphe Nysenholc

in de kontekst van de getuigenisliteratuur en van de autobiografieën van verborgen kinderen.

 

De roman van Adolphe Nysenholc over zijn kinderjaren als “verborgen kind” en de nasleep ervan na de tweede wereldoorlog situeert zich ongetwijfeld in de literatuur die als getuigenis fungeert over de gruwel van het nazisme. Om dit merkwaardig boek in een bredere kontekst te plaatsen zou ik eerst kort willen ingaan op de herinneringscultuur in het algemeen, die de laatste decennia zo belangijk is geworden.  [Een] ontroerende roman.

[…]

. Hij vult honderden bladzijden, maar is niet tevreden met het oorspronkelijk gekozen perspectief, nl. een retrospectief verhaal waarbij de volwassene commentaar geeft en interpreteert wat het kind heeft beleefd. Hij wou eerder het perspectief van het kind zelf weergeven en van diens ervaring, dit betreffende een periode van het leven waarbij we ons aan de limiet bevinden van de mogelijkheid tot herinnering, en dat is dan ook de originaliteit van zijn autobiografische roman geworden t.o.v. veel anderen teksten van verborgen kinderen. Deze opzet impliceert de tussenkomst van de fictie en van de verbeelding. Nysenholc citeert hierbij Danilo Kis: “De verbeelding neemt het roer over van de getuigenis om verslag uit te brengen over een werkelijkheid die onverdraaglijk is” en Nysenholc: “Les faits sont véridiques, mais les mots sont (ré)inventés” [1]. Dit verklaart veel kenmerken van het boek: de wijziging van de namen (die niet alleen te maken heeft met het respect voor het privéleven): de weldoeners krijgen nu de symbolische naam “Van Helden”. Nysenholc heeft een expressie gezocht die zo dicht mogelijk aanleunt bij de wereld van het kind en het onbewuste. Dit heeft hem tot de poëzie gebracht en dus tot een taal geladen met een veelheid aan betekenissen: neem bijvoorbeeld het woord “schaduw”, dat ook in de titel voorkomt “l’enfant à l’ombre”: de schaduw verwijst naar de dood, maar ook naar het beeld van degenenen die verdwenen zijn, naar de conditie van degene die opgesloten is, enz. De dimensie van de verbeelding vindt men ook terug in de veelvuldige literaire  en culturele referenties die de held zich eigen maakt: hij is achtereenvolgens Uylenspiegel, Columbus, een Bijbelse figuur… Ten slotte, is de structuur van het werk  ook bepaald door de keuze van het perspectief van  het kind: i.p.v. aan te vangen met de gelukkige vooroorlogsjaren zoals dikwijls het geval is bij autobiografieën van verdoken kinderen, begint de roman als het ware in medias res,  en confronteert de lezer onmiddellijk met de pijnlijke situatie eigen aan  het schaduwkind.

Ik wil eindigen met het onderscheid dat ik aanhaalde tussen de getuige en de overlevende. De roman van Adolph Nysenholc is, in de woorden van hemzelf, geschreven “als een dankbetuiging voor zijn redders” (“Pour rendre hommage à mes sauveurs”) en “om te getuigen van wat er gebeurd is” (“Pour témoigner de ce qui est arrivé”). Nysenholc is ongetwijfeld een getuige, maar hij is ook een overlevende. Dat de roman niets vertelt over het leven nadien, de geslaagde carrières, de veerkracht (“résilience”), zoals in veel andere autobiografieën van de verborgen kinderen is niet toevallig en is veelzeggend. Het verhaal eindigt als de jongen 13 jaar oud is en ten slotte alleen blijft. De boodschap hierbij is dat de wonden niet volledig geheeld zijn en het ook niet kunnen zijn. Adolphe Nysenholc maakt in de commentaar bij zijn boek een diepzinnige opmerking, die tot nadenken stemt : “Et… si la résilience mise en avant par un Boris Cyrulnik était une politesse pour ne pas déranger le monde… D’autant que cela convient à ceux qui peuvent en inférer que la Shoah n’était rien, tout finit par s’arranger” [2]. Hier spreekt niet meer de getuige maar de overlevende, en ook dit laatste perspectief is dus meegegeven in de roman. De geciteerde uitspraak suggereert ons ook dat de erkenning  van de slachtoffers geen evidentie is, dat we waakzaam moeten blijven en de herinnering aan het voorbije leed levendig moeten houden om de herhaling ervan in de toekomst  te vermijden.

 

[1] Ad. Nysenholc, L’Enfant terrible de la littérature (autobiographies littéraires d’enfants cachés), Didier Devillez Editeur, 2011, p. 168.

[2] Ibid., p.174.